De Kreet van de Kaketoe.

Dinsdag 16 augustus

Kimberley dag 2

Vandaag, een early start. Dat betekent om 5 uur opstaan, swag oprollen, tentje afbreken, day pack maken (met water, zonnecrème, floppy hat, fototoestel en zwemgerief), alle bagage klaarzetten op het zeil achter de truck, ontbijten, afwassen, keuken inpakken en wegwezen. Een wekker heb je niet echt nodig: nog voor het eerste licht krijsen de sulphur crested cockatoos je wakker. Hier vliegen de kaketoes in grote zwermen over onze tentjes. Hun witte veren en felgele kuif die ze zo koddig kunnen opzetten als een hanekam in fel contrast met hun onvoorstelbaar luid gekrijs.

 

Daarna rijden we door de prachtige Leopold Ranges, gisteren waren het de Napier Ranges. Die ranges zijn allemaal gevormd door tectonische platen die naar omhoog geduwd werden, redelijk lang geleden :-)

 

Aangekomen bij Bell's Gorge hebben we twee opties: na het relatief makkelijk deel van de wandeling zwemmen in het laaggelegen stuk van de gorge, of klimmen naar het hooggelegen stuk.

 

Het is zeer warm.

 

Het klimmen ziet er niet evident uit. We weten eerst niet goed wat kiezen, maar gaan dan toch alle vier mee met gids Jolie naar boven. De poelen beneden zijn bevolkt door krokodillen - geen salties noch freshies maar lieve oude dametjies.

 

Het klimmetje duurt niet zo lang, maar toch een klein halfuur bijzonder pittig klauteren over grote stenen en stukken met kleinere stenen, maar met veel los zand. Ik stel me voor dat ik mezelf zie verdampen vanop een afstand.

 

"Aanschouw! Ginds loopt een vrouw. Boven haar hoofd vormt zich een witte wolk, stoom ontsnapt uit elke porie van haar lichaam. Kijk! Ze verdort helemaal. Haar huid krimpt en kreukelt rond steeds zichtbaardere botten. Dan valt ze, of eerder dwarrelt ze, als een droog en breekbaar herfstblad op de harde grond."

 

Ok, zo erg was het niet, maar het was toch een bijzonder fijne opluchting om aan de waterhole te komen waar we mochten zwemmen.

 

Jolie waarschuwt ons dat de stenen aan de rand glad zijn door algen, maar precies hoe glad kunnen we ons niet inbeelden. Er gebeuren geen ongelukken, wel integendeel: de grote gladde platte stenen met algenlaagje zijn een perfecte glijbaan om zacht in het water te schuiven. Er achteraf weer op geraken is een ander paar mouwen, maar we amuseren ons enorm. Aan de overkant van het water is een waterval, je kan de druppels op je hoofd laten pletsen, zeer paradijselijk allemaal.

 

We eten ook daar.

 

Dankzij de Nederlandse Jolie leerde Dan, onze gids met een cv dat leest als een filmscript (Air Force, nachtclubeigenaar, camelracer, Golfoorlog als "painter" om op de grond met laserstralen gebouwen aan te wijzen voor de bommenwerpers, een miljoen km off-road op de teller... ) het wonderbaarlijke concept van "uw boterhammen meenemen" kennen. Hij vertelt een keer of vijf hoe ze tot voor kort, voor Jolie erbij was, steeds de lunch serveerden op de parking van de gorge, waar op de middag geen streepje schaduw is en de temperatuur op dagen als vandaag oploopt tot meer dan 40 graden. Er werd dan brood, beleg, slaatjes en wat al niet uit de truck gehaald en iedereen belegde zijn boterhammetje ter plaatse.

Jolie, een waar genie, opperde om de boterhammen al 's ochtends te smeren, in één moeite door na het ontbijt, en die in alufolie fris te houden in de koelbox. Dan spreekt extatisch over de voordelen: tijdswinst en niet gebonden zijn aan de truck!

 

Daardoor zitten we dus op een mooie schaduwrijke plek aan de rotsen met zicht op het water met tien volwassenen en twee kinderen onze boterhammen op te eten, wat inderdaad best handig is, maar waarbij ik me toch echt afvraag of wij de enigen in de groep zijn die al langer bekend zijn met het concept.

 

Daarna rijden we door naar Mount Barnett, een aboriginal owned cattle station.

 

Die cattle stations zijn niet wat ik me erbij voorstelde. Ik dacht aan een boerderij, maar het vee is hier vaak eerder bijkomstig. Een station heeft een benzinestation, een winkeltje en een camping ter beschikking, en vaak ook aangeduide wandelpaden naar allerlei natuurschoon.

 

Van het vee, dat er ook rondloopt, merk je eigenlijk niets. Ze doen daar ook niets mee: het loopt vrij rond en moet voor zichzelf zorgen. Mount Barnett station is 60 km op 60 km groot. Om de zoveel tijd halen ze de slachtrijpe dieren binnen, en dat is het.

Mount Barnett campground is eerder basic, maar Kimberley Wild, de organisatie waarmee we reizen, heeft er leuke tentjes staan. Met veldbedjes die nét een beetje te kort zijn voor Tom, maar verder is het heel comfortabel.

 

De camping grenst aan een strandje + rivier.

 

Op de camping is het zand fel donkerrood, en staan de baobabs fotogeniek te wezen.

 

Bij de rivier is het zand zachtgeel, en groeit er "lush, tropical vegetation" aan de rand.

 

Iedereen van de camping verzamelt aan de rivier, met 'pool noodles' - van die schuimrubber 'sosiessen', en dobbert babbelend wat rond op het verkoelende water. Sommige mensen hebben zelfs een drankje bij, het lijkt club med wel, in het midden van nergens, zonder radio, laat staan gsm signaal.

 

Rond zonsondergang eten we barbecue op het kampvuur. Het vlees gaat er zeer mooi en smakelijk op, maar komt er volledig in de vlammen verkoold af. Ach ja, in het land van de bbq zijn ze het duidelijk meer gewoon om op gas bbq's met een vlakke plaat te koken... en de slaatjes zijn zeer lekker.

 

Lena en Marie maken kennis met de kinderen van de caretaker/conciërge van de camping. Een meisje van 12 en een jongen van 14. Het moet een heel ander leven zijn, niets in de omgeving, geen stad, geen buren... De jongen was één keer naar de grote stad geweest, Hervey Bay - dat is ongeveer zo groot als Zeveneken. Hij vond het maar niets, en slaapt vrolijk elke nacht in z'n swag op een andere plek in de natuur.